Op 27 februari 1945 werden vijf Todeskandidaten uit het Huis van Bewaring aan de Weteringschans gefusilleerd bij Rozenoord. De fusillade was een reactie op de aanslag van het verzet op Zollsekretär Willy. F.E. Fischer op 17 februari 1945.
Verzet
Op 20 januari 1945 crashte een geallieerd vliegtuig ter hoogte van het Noord-Hollandse dorpje Midwoud. Van de acht inzittenden overleefde slechts één het ongeluk. De Amerikaanse piloot werd door het verzet ondergebracht bij verschillende adressen en uiteindelijk via Amsterdam en Rotterdam naar bevrijd gebied vervoerd. Na inspectie van het wrakstuk ving de bezetter echter geruchten op over een overlevende. Er werd een onderzoek gestart naar het bemanningslid en diegene die hem hadden geholpen bij het onderduiken.
Onder leiding van Fischer en leden van de Zoll- und Schutzpolizei uit Medemblik werden inwoners uit het nabijgelegen dorp Oostwoud verhoord. De ondervragingen gingen er ruw aan toe. Er heerste angst dat de mannelijke inwoners gearresteerd en meegevoerd zouden worden door de bezetter. Mogelijk ter intimidatie, besloten de leden van Knokploeg-Spanbroek een aanslag op Fischer te plegen. Op 17 februari 1945 werd hij ter hoogte van Midwoud onder vuur genomen tijdens een autorit. Fischer overleefde de aanslag.
Fusillade Rozenoord
Als represaille op de aanslag besloot de bezetter vijf Todeskandidaten uit het Huis van Bewaring aan de Weteringschans te fusilleren op de plaats van aanslag. Vanwege een tekort aan vervoersmiddelen en benzine werden de vijf mannen op 27 februari 1945 gefusilleerd bij Rozenoord aan de Amsteldijk.