Jacobus van der Heijden was constructiemonteur bij een metaalbedrijf en sinds 1943 actief in het verzet. Zo stelde hij zijn woning open als doorgangshuis voor joodse onderduikers die tot dan toe ondergedoken waren geweest in het gebied (o.a. in Velsen) dat op last van de bezetter geëvacueerd diende te worden. Daarnaast assisteerde Van der Heijden in de hongerwinter bij het paard-en-hittewagen distribueren van voedsel op adressen waar (joodse) onderduikers verbleven.
In 1944 was Van der Heijden actief binnen een verzetsgroep waar veel onvrede heerste over het tekort aan voedsel en de slechte leiding. Begin december 1944 stapte hij over naar een Raad van Verzet-groepje dat onder leiding stond van J.H. van der Haas. Op 16 januari 1945 pleegde de groep Van der Haas – waar ook Jacobus’ broer Dirk zich bij had aangesloten – een overval op een boerderij in de Spaarndammerpolder. De gevolgen van deze overval waren zo ernstig en gecompliceerd dat het na de oorlog onderdeel van de zogenoemde Velser-affaire werd en in het kader van de ‘affaire-Menten’ onderwerp van onderzoek zouden zijn.
Na de overval bleek dat de RvV-leiding noch het Binnenlandse Strijdkrachten-commando in Haarlem op de hoogte waren geweest van de actie. De BS-commandant in Haarlem besloot dat aan deze stunts van ‘wilde groepjes’ een einde moest komen. Het plan werd gevat om de mannen van de groep Van der Haas voor een klein vergrijp te laten arresteren met behulp van de legale politie en justitie, zonder weten van de Sicherheitspolizei. De mannen zouden in gevangenschap blijven tot aanstaande bevrijding.
Eén en ander kwam in stroomversnelling toen bleek dat de groep Van der Haas op 10 februari niet alleen een gewapende overval op een rijwielhandelaar had gepleegd maar direct daarna ook twee leden van de Feldgendarmerie bij de Jan Grijzenbrug in Haarlem had neergeschoten. Als represaillemaatregel werden twee dagen later ter plaatse acht Todeskandidaten (onder wie de Nederlandse bankier en verzetsman Walraven van Hall) door de Sicherheitspolizei gefusilleerd.
Enkele dagen later werden de broers Van der Heijden, net zoals als de andere leden van de groep gearresteerd. Het plan de aanhouding en het gevangenschap intern te houden faalde. De NSB-korpschef werd op de hoogte gesteld, ook waren er pro-Duitse politiemannen betrokken bij de arrestaties. Het liep uit op een overlevering van de zeven arrestanten aan de Duitsers. Nadat de Sicherheitspolizei in Amsterdam op de hoogte was gesteld, werden de mannen overgebracht naar het Huis van Bewaring aan de Weteringschans en op een lijst van Todeskandidaten geplaatst.
Op 27 februari 1945 werden de broers Van der Heijden bij Rozenoord aan de Amsteldijk gefusilleerd.
De stoffelijke overschotten van de broers Van der Heijden werden in het crematorium Velsen te Driehuizen verast. De urn met as van Dirk van der Heijden werd in het columbarium-II geplaatst. De asresten van Jakobus van der Heijden zijn in 1956 verstrooid over het IJsselmeer.
Heeft u aanvullende informatie over Jakobus Friedrich van der Heijden? U kunt hier uw informatie toevoegen.