18 januari 1945

Op 18 januari werden elf medewerkers van het Gewestelijke Arbeidsbureau (GAB) gefusilleerd. De fusillade diende als represaille op een aanslag van het verzet op Duitsgezinde medewerkers van het arbeidsbureau.

Aanslag verzet
Op vrijdag 5 januari 1945 was de registratie van arbeidskrachten begonnen in het kader van de Liese-Aktion – een Duitse actie die tot doel had Nederlandse mannen te werven voor de Duitse arbeidsinzet. Het verzet in Amsterdam wilde deze registratie tegenwerken. ‘Iedere Nederlander die zich meldde, maakte een Duitscher vrij voor het front en daar moest paal en perk aan gesteld worden.’

In de avond van 5 januari werd door de Knokploeg, de Raad van Verzet en de Ordedienst een aanslag gepleegd op negen Duitsgezinde medewerkers van het GAB. Zes medewerkers overleden, drie raakten ernstig gewond. Kort hierna stak het verzet de Spieghelschool in de Marnixstraat in de brand waar de arbeidsregistratie plaatsvond. Twee dagen later liet het verzet een bom exploderen in de Koningin Emmaschool aan de Passeerdersgracht, de nieuwe locatie voor de arbeidsregistratie.

Represaille
De Duitse bezetter reageerde direct. Op 6 januari werd als represaille voor het in brand steken van de Spieghelschool vijf Todeskandidaten uit het Huis van Bewaring aan de Weteringschans gehaald. Zij werden voor het uitgebrande schoolgebouw doodgeschoten. De aanslag op de negen Duitsgezinde GAB-medewerkers was nog niet bestraft. Naar de daders werd door de Sicherheitspolizei een uitgebreider politie-onderzoek verricht.

Fusillade bij Rozenoord
Het was de Sicherheitspolizei snel duidelijk dat anti-Duitsgezinde medewerkers van het GAB betrokken moesten zijn bij de aanslag. Zij kregen de opdracht om die medewerkers te arresteren van wie aangenomen kon worden dat zij contact hadden met de illegaliteit. Of van wie kon worden vermoed dat zij direct of indirect betrokken waren geweest bij de liquidaties. Er werden zeventien mannen gearresteerd en verhoord. Hoewel er geen direct bewijs werd gevonden over hun betrokkenheid bij de aanslag, werd besloten om tien tot twaalf van hen te fusilleren. De fusillade werd na de bomaanslag op de Passeerdersgracht als een prestige-aangelegenheid beschouwd en moest aanslagen in andere plaatsen in Nederland voorkomen.

Op 18 januari 1945 werden elf mannen uit het Huis van Bewaring aan de Weteringsschans gehaald en gefusilleerd bij Rozenoord aan de Amsteldijk.

Alle mannen zijn herbegraven op Eerebegraafplaats Bloemendaal.